Retentierecht – de positie van de wanbetalende afzender en de geadresseerde

In deze economisch lastige tijden blijven rekeningen steeds vaker en langer onbetaald. Voor vervoerders is het retentierecht het middel bij uitstek om iets aan dergelijke openstanden te doen. De vervoerder houdt dan een lading onder zich tot zijn rekeningen zijn betaald. Juridisch zitten hier toch vrij veel haken en ogen aan. Omdat het onterecht vasthouden van een lading tot aanzienlijke schadeclaims kan leiden, is het verstandig om altijd goed na te gaan of er wel een rechtsgeldig beroep op kan worden gedaan.

De wet kent aan de vervoerder een retentierecht toe voor de vorderingen zien op het vervoer van de goederen die hij onder zich heeft (voor wegvervoer: art. 8:1131 BW). Dit retentierecht kan hij inroepen tegen zowel de afzender als de geadresseerde die de lading opeist. In de praktijk is het openstaande bedrag echter een optelsom van oude facturen en daar kan het wettelijk retentierecht van de vervoerder niet voor ingeroepen worden.

Vervoerders bedienen zich gewoonlijk van al algemene voorwaarden. Vaak is hierin een retentierecht is opgenomen met een grotere reikwijdte. Zo is in artikel 23 lid 3 AVC 2002 opgenomen:

tegenover de afzender kan de vervoerder het retentierecht eveneens inroepen voor hetgeen hem nog verschuldigd is in verband met voorgaande vervoerovereenkomsten.”

Ten opzichte van de afzender kan de vervoerder de lading dus vasthouden, ook als het gaat om een stapel oude facturen. Als de geadresseerde zich echter meldt bij de vervoerder, dan gaat het AVC retentierecht alleen op als hij ook geadresseerde was bij de eerdere onbetaald gelaten transporten (23 lid 4 AVC). Is dit niet het geval, dan kan de geadresseerde lading “vrij kopen” door betaling van de vracht gemoeid met het transport van de vastgehouden lading.

Deel dit artikelShare on LinkedInTweet about this on TwitterShare on FacebookShare on Google+Email this to someone

< >